Hoe je de krimpregio mobiel houdt

Regio’s waarvan het inwoneraantal krimpt krijgen vaak te maken met problemen, waaronder de mobiliteit van kwetsbare groepen mensen. Problemen ontstaan bijvoorbeeld als ouderen verder moeten reizen voor voorzieningen met een steeds beperkter openbaar vervoer. Vanuit het Centre of Expertise Krachtige Kernen ontwikkelde onderzoekers en studenten van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) manieren om de regio in beweging te houden.

In de stad heb je keus. Er zijn veel voorzieningen die voor iedereen relatief makkelijk te bereiken zijn. In zogenoemde krimpregio’s zoals de Achterhoek, Oost-Groningen, Zeeland of delen van Limburg is dat vaak een ander verhaal. Winkels en voorzieningen sluiten de deuren, en alternatieven liggen op afstand. Met een auto is dat doorgaans niet zo’n probleem, heb je die niet dan ben je aangewezen op een goed functionerend openbaar vervoer. Maar ook dat staat onder druk wanneer het nauwelijks rendabel is voor vervoersmaatschappijen. Komt de mobiliteit en leefbaarheid van deze gebieden in gevaar, voor bijvoorbeeld ouderen zonder auto of mensen met een beperking?
Niet als het aan de onderzoekers Gideon Visser, René Bakker, Renée van Os en studenten van de HAN ligt. Binnen het project Routes naar mobiliteit inventariseren en ontwikkelen ze oplossingen die deze regio’s in beweging houden. Door te praten met bewoners, de behoeftes in kaart te brengen en vraag en aanbod met elkaar te verbinden via bijvoorbeeld een app liggen oplossingen voor vervoersproblemen binnen handbereik.

Instappen
De vervoersapp ‘InstApp’ werd ontwikkeld door studenten en is een van de meest concrete resultaten van het project. Hierin wordt het vervoer geregeld als een dienst die een persoon uit de regio aanbiedt en waar een ander gebruik van maakt, een concept dat de onderzoekers graag als basis voor hun vervoersoplossingen gebruiken.
Toch denk je al snel: zo’n vervoersapp bestaat toch al lang? Gideon Visser, projectleider, beaamt dat de app veel bestaande elementen heeft. ‘We maken een soort ‘plattelands-versie’ van Uber, de applicatie die wereldwijd vraag en aanbod in personenvervoer met elkaar verbindt’, zegt Visser. ‘Er is een cruciaal verschil. In een stad zijn er veel mensen die kunnen vervoeren met hun auto, en veel mensen die vervoerd willen worden. Dat werkt snel en efficiënt, maar op het platteland heb je die getallen niet en werkt zo’n systeem veel slechter.’
Je kunt dat ondervangen door gebruik te maken van de sociale verbondenheid tussen de mensen, aldus Visser. In deze regio’s is die verbinding vaak sterker. Hij geeft een voorbeeld. ‘Als je als autobezitter ziet dat iemand anders op een bepaald moment vervoer nodig heeft, en je ziet dat het de buurman is van een bekende, dan zal je meer geneigd zijn om diegene op te halen. We maken handig gebruik van het sociale netwerk, en maakt via via verbindingen’, zegt hij.
Binnenkort is er een test met de app en een aantal auto’s in het dorp Meddo in de Achterhoek. Mensen plaatsen dan een oproep en chauffeurs kunnen ze tegen een kleine onkostenvergoeding ophalen. Dat laatste is belangrijk, volgens Visser. ‘Het neemt de eventuele schaamte weg bij de vervoerde persoon’, zegt hij. ‘Dit is geen vriendendienst.’
Graag hadden Visser en collega’s de app meteen in een grotere omgeving met meer deelnemers getest, maar liepen tegen regelgeving aan. ‘De provincie was bang voor wildgroei van verschillende apps die ongeveer hetzelfde doen’, zegt Visser. ‘Ik ken bijvoorbeeld ook de Ritsz-app die het vervoer van patiënten en medewerkers naar het Slingeland Ziekenhuis in Doetinchem combineert. Dat werkt redelijk, maar een van de valkuilen is het behouden van volume. Mensen beginnen enthousiast met zo’n initiatief, maar zodra je een keer niet wordt opgehaald dan heeft het initiatief afgedaan. Je bent je gebruiker dan kwijt. Een grotere test met InstApp zal waarschijnlijk de komende vier jaar binnen vervolgonderzoek plaatsvinden.’

Eigen taxi
Er is meer dan een app. Niet iedere doelgroep bereik je makkelijk per smartphone. Denk aan ouderen of mensen met een beperking die vaak juist behoefte hebben aan (semi-)openbaar vervoer. Visser, zijn collega-onderzoekers en studenten inventariseerden daarom in verschillende dorpen wat de vervoersbehoeften en -oplossingen zijn. ‘Je gaat met de mensen en de dorpsraad om te tafel zitten’, zegt Visser. ‘Zijn er deelauto’s? Zijn er corporaties die willen investeren, met bijvoorbeeld een leaseauto? Wie kan er rijden? Met vrijwilligers is een eigen ‘taxi’ al snel geregeld. Dat is bijvoorbeeld gebeurd in Netterden. Ook een uitleenbare duofiets is een oplossing. Er is veel mogelijk en vaak zíjn er al initiatieven.’
Om de oplossingen te bedenken en te realiseren gebruiken de onderzoekers een zogenoemde partnerschapskaart, daarop geven mensen aan wat ze nodig hebben en wat voor bijdrages ze kunnen leveren. Via de overlappende waarden komen oplossingen tot stand. ‘Je krijgt zo snel helder wie wat gaat doen’, zegt Visser. ‘Tegelijkertijd weet je wat de behoeften zijn. Ouderen gebruiken minder snel een app, maar bellen liever. Anderen hebben vervoer voor een rolstoel nodig of stellen eisen aan de regelmaat van het vervoer.’

Verschillende disciplines
Een belangrijk deel van het onderzoek voeren studenten uit. Er waren de afgelopen twee jaar zo’n twintig studenten betrokken in het kader van hun afstudeerproject. De opleiding Informatie- en communicatietechnologie nam de ontwikkeling van de app voor zijn rekening, studenten Communicatie werkten aan de marketing van de app en deden doelgroepenonderzoek en studenten Bedrijfseconomie kwamen met een businessplan.
Om de uiteindelijk gebruikers centraal te stellen kozen de onderzoekers voor een methode die design thinking heet. ‘Het is een ontwerpproces waarbij je steeds naar de doelgroep gaat en ideeën en ontwerpeisen verkent’, zegt Visser. ‘Die komen zo beter in het eindproduct terecht. Het is een methode die al lang in productontwikkeling wordt gebruikt, maar minder in het sociale domein.’

Exporteren
Volgens Visser past het project binnen het idee van de participatiemaatschappij, waarin burgers zelf dingen oppakken. De aanpak van deze onderzoekers kan daarbij helpen, maar wat is de kans dat we dit op meerdere plekken gaan terugzien? Het team werkt momenteel aan een praktische handleiding die iedereen online kan vinden en gebruiken. ‘Hopelijk zullen burgerinitiatieven dat oppakken’, zegt Visser. ‘Uiteindelijk hopen we zo een bijdrage te leveren aan een mobielere en daarmee leefbare regio.’
Bovendien is het project (dat grotendeels is afgerond) een startpunt voor meer onderzoek. Dit nieuwe onderzoek, getiteld Netmobil gaat over slimme, genetwerkte, participatieve mobiliteit voor kleine kernen. Hierbij zijn naast de HAN ook de Hogeschool Saxion, de Universiteit Twente en bedrijven betrokken. Het mooist aan het project vindt Visser nog wel dat er zoveel verschillende disciplines samenkomen, van informatica tot communicatie tot management. ‘Dat is niet vanzelfsprekend en ik denk zelfs uniek binnen de hogeschool’, zegt hij.